Zes nieuwe sprookjes

De Grimms ontdekken al snel dat ieder sprookje terugkerende kenmerken bezit. Ook in de zes nieuwe sprookjes van Europa-Park komen ze terug:

1. Er was eens…
Alle sprookjes spelen zich af in het verleden (‘was’), in een onbestemde tijd (‘eens’) en in een niet exact beschreven ruimte (‘er’).

2. Er is sprake van een probleem, wens, uitdaging of opdracht.
Raponsje wordt door een heks opgesloten in een toren zonder trap of deur.

3. De held is meestal een jonge man of vrouw en in veel gevallen de domste, jongste of minst belovende van het stel.
De hoofdrolspeler in Het Dappere Snijdertje is bijvoorbeeld een simpele kleermaker.

4. Slechte krachten werken de held tegen.
De doortrapte waard in Tafeltje-dek-je, Ezeltje-strek-je, Knuppel-uit-de-zak steelt de wondervoorwerpen van de molenaarszonen.

5. Goede helpers of tovervoorwerpen schieten de held te hulp.
Als Assepoester naar het bal wil, zorgen vogels dat zij in de mooiste kleren haar opwachting kan maken op het kasteel.

6. Veel sprookjes kennen een drie-ritmiek.
Voor de opbouw van spanning, gebeuren zaken vaak drie keer. Zo moet Dokter Weet-al in drie dagen een raadsel oplossen.

7. Ieder sprookje heeft een boodschap.
De drie dochters van de herbergier leren dat het stelen van de Gouden Gans niet loont. Zodra ze de gans aanraken, kleven ze vast aan het dier.

8. Lang en gelukkig…
Ook de nieuwe sprookjes in Europa-Park lopen allemaal goed af. Raponsje trouwt met haar prins. De dappere kleermaker trouwt met de prinses. De molenaarsfamilie in Tafeltje-dek-je, Ezeltje-strek-je, Knuppel-uit-de-zak kan zich herenigen en in weelde verder leven. Assepoester trouwt met de prins die ze ontmoet heeft op het bal. Dokter Weet-al krijgt een grote beloning. De jongste zoon die de Gouden Gans had gevonden, trouwt met de prinses en neemt na de dood van de vorst zelfs het koningschap over.