De jaren vijftig vormen het eerste decennium voor de Efteling: in 1950 wordt Stichting Natuurpark De Efteling opgericht, in 1951 opent de grote speeltuin en 1952 het vermaarde Sprookjesbos. De start van de onstuimige groei en ongekende populariteit van de Efteling lag in de fifties.
In katholieke geest
Precies halverwege de vorige eeuw leerde Nederland de Efteling voor het eerst kennen. In 1950 werd de Stichting Natuurpark De Efteling opgericht, met als doel ‘De lichamelijke ontwikkeling en ontspanning van de inwoners der gemeente Loon op Zand en de bevordering van het toerisme naar en binnen de gemeente, een en ander in katholieke geest’. De religieuze insteek past bij het gelovige Brabant van die tijd en bij de grondleggers van de stichting: de geestelijken Rietra en De Klein. De kapelaan en de pastoor opperden in 1933 het idee een sportcomplex bestaande uit een hoofdvoetbalveld, enkele trapveldjes en een speelweide voor de buurtkinderen aan te leggen ten zuiden van het dorp Kaatsheuvel. Op 19 mei 1935 wordt R.K. Sport- en Wandelpark officieel geopend. In 1936 komen er een draaimolen, een hoge glijbaan, een kabelbaan en een ponybaan bij.
► De geschiedenis van de Efteling in vogelvlucht
De Schoen
Het succes van het twaalf hectare grote sportpark vraagt om meer. In 1949 wordt op het terrein de voor de regio belangrijke tentoonstelling De Schoen georganiseerd. Burgemeester Reinier van der Heijden ziet kansen voor zijn gemeente op het gebied van recreatie en toerisme. Hij geeft de aanzet tot het oprichten van Stichting Natuurpark De Efteling. Er wordt veel grond rond het sportpark aangekocht voor de plannen die er liggen. De poort van De Schoen ’49 dient jarenlang als entree tot het sportpark en de Efteling.
Aanleg van het park
Het park waarin de attracties van de Efteling liggen werd ontworpen en gerealiseerd door de Nederlandsche Heidemaatschappij, tegenwoordig Arcadis. In 1934 was de Heidemij al verantwoordelijk voor de aanleg van het sportpark en in 1948 wordt het groenbedrijf opnieuw ingeschakeld om het park aanzienlijk te vergroten, onder meer met tien hectares aan vijvers en met groen beplante heuvels. De plannen voor de vijvers, paden, grasvelden, borders en parkeerplaatsen worden getekend door de Amsterdamse architect Heijdelberger. Op 25 augustus 1950 gaat de eerste spade daadwerkelijk de grond in. De Siervijver en het beekje waar tegenwoordig de bootjes van de Gondoletta varen zijn op foto’s uit die tijd nog goed te herkennen. Het jonge groen is in zeventig jaar enorm uitgedijd. Alle graaf- en beplantingswerkzaamheden werden begin jaren vijftig geheel met hand, dus zonder mechanische hulpmiddelen, verricht.
65 hectare
Naast de aanleg van vijvers, paden, tennisbanen en nieuwe sportvelden wordt ook de speeltuin sterk uitgebreid met zestien verschillende soorten speeltoestellen en er verrijst een theehuis. Op 1 november 1950 komt de eerste directeur van de Efteling in dienst, drs. H. Peeters Weem. Op 11 mei 1951 – Eerste Pinksterdag – wordt het vernieuwde park opengesteld voor het publiek. Het terrein is dan gegroeid van twaalf naar 65 hectare. Zo’n 50.000 bezoekers passeren in seizoen 1951 de poort van de Efteling.
Sprookjesbos
31 mei 1952 is de dag die de Efteling tegenwoordig aanhoudt als dé verjaardag van het attractiepark. Op die dag gaat het Sprookjesbos voor het eerst open. Het idee kwam van burgemeester Van der Heijden, en naar verluidt vooral van zijn vrouw: ‘bouw een driedimensionaal Sprookjesbos met veel beweging’. Het plan wordt uitgewerkt in samenwerking met fotograaf en cineast Peter Reijnders, die zich buigt over het tot leven wekken van de vertellingen met simpele en vernuftige technieken. Reijnders kent illustrator Anton Pieck van de dromerige, romantische en nostalgische tekeningen. Hij stelt voor Pieck te vragen voor het ontwerpen van de sprookjes. Na de nodige aarzelingen stemt Pieck in; hij maakt zo’n 1500 schetsen en tekeningen voor het Sprookjesbos in Kaatsheuvel. (Tekst gaat verder onder de foto)
Tien sprookjes
In het Sprookjesbos worden tien sprookjes gerealiseerd: het kasteel van Doornroosje, Sneeuwwitje en de zeven dwergen, De Kikkerkoning, De Magische Klok, De Chinese Nachtegaal, Het Stoute Prinsesje (De Sprekende Papegaai), De Zes Dienaren, Het Kabouterdorp, De Put van Vrouw Holle en Kleine Boodschap. De creaties van Anton Pieck en Peter Reijnders kunnen op een onverwacht grote belangstelling rekenen: er komen 222.941 bezoekers. Zij betalen 80 cent (omgerekend € 0,36) voor een toegangskaartje.
Miljoenste bezoeker
In 1953 wordt het park uitgebreid met het café-restaurant (nu: restaurant Kashba), ontworpen door architect Cornelis Perquin uit Waalre en op 11 juli geopend door Jan de Quay, toen Commissaris van de Koningin in Brabant. In datzelfde jaar openden ook een openluchtzwembad en een roei- en kanovijver. In het Sprookjesbos worden de schildwacht en slapende koks toegevoegd aan het kasteel van Doornroosje en dansen voor het eerst De Rode Schoentjes. Het park weet in het tweede seizoen het bezoekersaantal bijna te verdubbelen tot 411.671. Een jaar later opent Anton Pieck een naar hemzelf vernoemd plein, compleet met draaimolen, souvenirwinkel, poppenkasthuisje, waterpomp en poorten. In 1954 worden ook de nog steeds populaire traptreintjes in gebruik genomen. Op woensdag 11 augustus van dat jaar wordt de miljoenste bezoeker ontvangen.
Snoephuisje
Op 18 juni 1955 komen Hans en Grietje aan bij het snoephuisje van de heks. Het sprookje wordt geopend door Marleen van der Heijden, dochter van de burgemeester. Vanaf dat jaar ook legt een kip op het Anton Pieckplein kakelend plastic eieren met daarin een kleine verrassing. Op 11 mei 1956 krijgt de Efteling een stoomcarrousel met een origineel Gavioli-orgel, afkomstig van de kermisfamilie Janvier. Als kind heeft Anton Pieck zelf nog rondjes gereden op deze historisch saloncarrousel. De draaimolen maakt in de Efteling per jaar ongeveer 215.000 rondjes. In de speeltuin poept Ezeltje Strek Je voor het eerst zijn gouden munten. Dat jaar loopt het bezoekersaantal op tot 700.000. In 1957 koopt de Efteling de stoomcarrousel van de Groningse familie Sipkema. Onderdelen van deze laatste draaimolen op stoom in Nederland worden gebruikt om de bestaande stoomcarrousel van Janvier op te knappen en uit te breiden. In 1958 wordt het Sprookjesbos uitgebreid met De Vliegende Fakir, een eigen vertelsel van de Efteling dat vooral faam maakt door de ‘onzichtbare’ wijze waarop de Oosterse fakir van de ene paleistoren naar de andere vliegt.
Wereldberoemd: Holle Bolle Gijs
1959 is het jaar van de komst naar de Efteling van een van de beroemdste inwoners van het park: Holle Bolle Gijs. In het najaar van 1958 wordt in het Kaatsheuvelse attractiepark een proefexemplaar van Holle Bolle Gijs gebouwd. De schrokop blijkt een doorslaand succes en bij aanvang van het daaropvolgende seizoen, op 29 maart 1959, krijgt hij een definitief plaatsje bij de speeltuin. Gijs als ‘Papier hierrr’-roepende afvalverslinder krijgt wereldfaam en in de jaren erna komen verschillende van zijn familieleden in het park wonen.
► De eerste tien sprookjes in het Sprookjesbos
► Ze kunnen schrokken, grote brokken
► Alles over de Efteling
► De Efteling in de sixties
► De Efteling in de seventies
► De Efteling in de eighties
► De Efteling in de nineties
► De Efteling van 2000 tot 2009
► De Efteling van 2010 tot 2019
► De Efteling vanaf 2020
2020 © Samenstelling: Adri van Esch – Archiefbeeld: Efteling, Nationaal Archief