In bijna 370 pagina’s bestudeert Moniek Hover de rol van de Efteling als ‘verteller’ van sprookjes. Aan de hand van drie cases – Roodkapje, Droomvlucht en Sprookjesboom – laat Hover in haar wetenschappelijke studie zien hoe het Brabantse park in zestig jaar – van 1952 tot nu – een unieke positie heeft weten te verwerven in de internationale vrijetijdsindustrie. Haar onderzoek geeft de lezers tot in het kleinste detail inzicht in de evolutie van de Efteling als sprookjesverteller, een geschreven reis die loopt van de ‘gestolde sprookjesscènes’ in het Sprookjesbos, via de grote darkrides, tot en met de imaginaire Efteling-beleving die tegenwoordig dag en nacht beschikbaar is, ook buiten de grenzen van het park in Kaatsheuvel.
Iconisch moment
Haar dissertatie – de allereerste over de Efteling in zestig jaar – riep veel reacties op; Hover werd gevraagd als spreker, gaf radio-interviews en kreeg schrijfopdrachten. Maar heel frappant: vooral de cover van haar prachtig uitgevoerde boekwerk bleek aanleiding voor veel respons. “De foto op de voorpagina riep bij heel veel mensen herkenning op”, merkte Moniek Hover tot haar verrassing. Op de tientallen jaren oude prent staat een kleine Moniek, haar oor gedrukt tegen de bekende paddenstoel, rood met witte stippen. Gebiologeerd door de muziek die uit de gigantische sprookjeszwam komt en met een gelukzalige blik op het kindergezichtje. “Heel veel mensen spraken mij aan op die foto. Ze waren erdoor ontroerd of zelfs geëmotioneerd. Een kind dat haar of zijn oor te luister legt op de paddenstoel, dat blijkt een iconisch moment te zijn, een gebeurtenis die velen uit hun eigen jeugd herinneren en koesteren als iets dierbaars.” Moniek Hover kreeg meer mooie reacties. Zoals een handgeschreven brief van ontwerper Ton van de Ven. Of van de luisteraars van het Radio 1-programma Casa Luna die, gevraagd naar hun favoriete sprookje, steeds weer bij de Efteling uitkwamen.
Passie en emotie
De complimenten vormden een plezierig tegenwicht voor de lichte bedenkingen en kleine frustraties die Hover in het uitvoeringstraject moest overwinnen. “Vanuit de wetenschappelijke benadering hadden sommigen wat weerstand tegen het thema van mijn onderzoek. Sprookjes, dat is zoiets frivools, zag je hen denken. Dan moest ik aantonen dat storytelling een zeer relevant onderwerp is. Mijn drie promotoren reageerden zeer verschillend op mijn studiethema. Eén was helemaal idolaat van het onderwerp, de ander vond het interessant vanwege de vermenging van mediale en fysieke wereld. Mijn derde promotor was een Amsterdammer. Hij had niet zo veel met de Efteling. Hij vroeg telkens dingen als: ‘Zit Roodkapje dan in Droomvlucht?’ Prachtig! En jazeker, ik heb frustraties meegemaakt. Promoveren is per definitie een heel eenzaam traject. Maar mijn geluk is dat ik veel in het archief van de Efteling kon werken; dat was nuttig en heel gezellig tegelijk. De leukste fase van mijn onderzoek was die waarin ik alle voorstellingen moest gaan bekijken en ik de interviews hield. Dat was zo boeiend: de passie die je voelt, en ook de emotie. Medewerkers en oud-medewerkers zijn met hart en ziel bij de Efteling betrokken. Het park is zo’n belangrijk element in hun leven, ze hebben het ware Efteling-DNA. Je merkt dan dat je met iets heel kostbaars bezig bent.”
Drie cases
Moniek Hover bracht de ontwikkeling van de Efteling in relatie tot het ‘vertellen’ van sprookjes in beeld aan de hand van drie cases: de attracties Roodkapje (1961) en Droomvlucht (1993), en het merk Sprookjesboom (van 2006 tot heden). Roodkapje werd gekozen omdat over de totstandkoming van dat sprookje tweewekelijkse notulen beschikbaar waren. Van de jaren daarvoor zaten er uitsluitend kattenbelletjes in het archief. Droomvlucht was volgens Hover een interessante case omdat de attractie volledig impliciet is, zonder vaststaand verhaal. En de keuze voor Sprookjesboom werd ingegeven door de recente ontwikkelingen op het gebied van vrije tijd: nieuwe technologieën maken dat de mediale en fysieke wereld meer met elkaar vervlochten raken.
Verbaasd over Sprookjesboom
“Ook vanuit het merkdenken is Sprookjesboom heel interessant”, stelt Hover, die in het begin heel verbaasd was over de vermenging van karakters en de cartoonvorm van Sprookjesboom. “Maar in de loop van het onderzoek ben ik van Sprookjesboom gaan houden. Ik ontdekte de gelaagdheid, niet alleen in de humor, maar ook in de moraal en de wijze lessen. Je ziet de Efteling dan weer een beetje als die van oudsher katholieke stichting die de mensen iets wil bijbrengen en recht wil doen aan het goede. Heel knap vind ik dat Sprookjesboom zo goed doordacht is, ook al is dat vaak intuïtief gegaan. Je ziet dat in de ‘karakterbijbel’, waarin elk personage tot in detail beschreven is. De grote lijnen staan daardoor altijd vast: Wolf denkt constant aan eten, Roodkapje is steeds onderweg en de goede afloop is immer gegarandeerd. In de loop van de tijd zijn de karakters vrienden van de makers geworden, ook van de externen die aan Sprookjesboom werken. Dat is heel bijzonder.”
Building while flying
In haar studie geeft Moniek Hover weer hoe de Efteling zich in de loop van de tijd heeft aangepast aan de verstedelijking, de sterke industrialisering en de technologische ontwikkelingen. Dat begint al met Roodkapje in 1961. “Die naoorlogse periode was een nieuwe tijd met snelle ontwikkelingen. De fantasiewereld van de sprookjes en de nostalgische gevoelens die zij opriepen boden tegenwicht aan de voortschrijdende rationalisering en verstedelijking. Daarmee schoot de Efteling raak, toen al.” Bij het bestuderen van het ontwikkelingsproces van Roodkapje viel Hover de belangrijke rol van Peter Reijnders op. “Anton Pieck had in de jaren veertig al een boek met sprookjes van de gebroeders Grimm geïllustreerd. Daarin stond de wolf in het bed van de grootmoeder van Roodkapje en die afbeelding was leidend voor de uitbeelding in de Efteling. Peter Reijnders was de cineast, de ideeënmachine. Hij omarmde de techniek en zorgde voor klank en beweging, elementen die het Sprookjesbos zo bijzonder maken. Het was ‘building the plane while flying’; ze begonnen gewoon en zagen wel wat er op hun pad kwam. Het enthousiasme was groot: het ene was nog niet af, of Pieck en Reijnders begonnen al aan iets anders. Soms raakten ze daardoor het overzicht wat kwijt.”
Even weg in een fantasiewereld
De tweede case in de wetenschappelijke studie – die van Eftelings populairste attractie Droomvlucht – is dé droom van ontwerper Ton van de Ven, vertelt Moniek. “Hij was de bedenker en de regisseur. Alle betrokkenen onderschreven dat. Heel frappant is hoe intuïtief Ton Droomvlucht gedaan heeft, maar ook hoe ongelooflijk diep hij kan reflecteren daarop. In de jaren tachtig en negentig werd in de Efteling het begrip sprookje veel ruimer gehanteerd. Het sprookje werd opgerekt; Droomvlucht is sprookjesachtig en magisch. Mensen voelen de verwondering, ze zijn even weg in een fantasiewereld. Tegenwoordig leeft bij de Efteling meer het bewustzijn dat zij de hoeder van het sprookje zijn. Er wordt bewuster met de verhalen omgegaan. De invloed van de tijdgeest zal altijd blijven. Hoe retro mensen ook zijn en denken, ze laten zich toch altijd beïnvloeden door de mogelijkheden van dat moment. Ze gebruiken de kanalen die dan beschikbaar zijn om hun verhaal te vertellen. Dat zie je ook in de Efteling: de groei naar een sterke beeldcultuur uitmondend in de talrijke multimediale mogelijkheden van dit moment.”
Het Efteling-DNA
Het proefschrift De Efteling als ‘verteller’ van sprookjes is voor Moniek Hover geen eindpunt: ze gaat zich nog verder verdiepen in het thema storytelling. Binnenkort verschijnen er al weer twee publicaties van haar hand. In Literatuur zonder leeftijd constateert Hover dat de wolf tegenwoordig zelf tot inkeer komt en niet meer doodgeschoten wordt. En in een Trendrapport laat de kersverse doctor zien dat storytelling een manier is om heden en verleden te duiden en een kompas uit te zetten voor de toekomst. “En dat willen bedrijven wel”, lacht Moniek. “De Efteling is voor hen een prachtig voorbeeld. Ik heb het Efteling-DNA van de medewerkers aan den lijve mogen voelen en ervaren. Dat was een voorrecht! Of ik nu zelf het Efteling-DNA heb? Pfoe, dat is meteen de moeilijkste vraag. Ik heb net zo veel Efteling-DNA als alle andere mensen die ooit hun oor op een paddenstoel te luister hebben gelegd. En het Efteling-gevoel, dat heb ik zeker!”
Moniek HoverMoniek Hover is als Lector Storytelling & Experience verbonden aan NHTV Academy for Leisure in Breda, waar zij doceert in de professionele en academische onderwijsprogramma’s. Diverse studenten van de Master Leisure Studies van de Universiteit van Tilburg hebben bijgedragen aan haar promotieonderzoek. Moniek Hover is lid van de Academic Board van de NHTV. Haar promotietraject heeft plaatsgevonden bij de Faculteit Geesteswetenschappen aan de Universiteit van Tilburg. Als onderzoeker is zij lid van de Academische Werkplaats Storytelling & Business Development. Bij de Efteling is zij als organisator en begeleider medeverantwoordelijk voor de Efteling Academy, een talentontwikkelingsprogramma voor studenten op het gebied van imagineering. |
► Hoe sprookjes sinds 1952 het verschil maken voor de Efteling
2013 © Tekst: Adri van Esch – Foto’s: Efteling, Moniek Hover